Decennialang zijn wetenschappers ervan uitgegaan dat Venus ooit veel meer op de aarde heeft geleken dan nu. Maar volgens onderzoekers van de Universiteit van Cambridge (VK) is onze naaste buurplaneet nooit ‘leefbaar’ geweest. Waarschijnlijk waren de omstandigheden op haar oppervlak van het begin af aan vijandig voor leven (Nature Astronomy, 2 december).
Van een afstand lijken Venus en de aarde sprekend op elkaar. Ze zijn bijna even groot en net als de aarde is Venus een rotsachtige planeet. Maar daar houden de overeenkomsten ook wel zo’n beetje op. Venus is gehuld in dikke wolken van zwavelzuur, en de temperatuur op haar oppervlak bedraagt bijna vijfhonderd graden Celsius.
Ondanks deze extreme omstandigheden speculeren astronomen al tientallen jaren over de mogelijkheid dat er op Venus ooit oceanen van water zijn geweest waarin leven kon gedijen, of dat er zelfs nu nog primitieve organismen kunnen rondzweven in haar dichte wolkendek.
Om daar meer inzicht in te krijgen, hebben onderzoekers van de Universiteit van Cambridge de chemische samenstelling van de atmosfeer van Venus geanalyseerd. Daarbij zijn ze tot de conclusie gekomen dat het binnenste van de planeet veel te droog is om ooit genoeg water te hebben bevat voor oceanen.
Er bestaan twee basistheorieën over hoe de omstandigheden op Venus, sinds haar ontstaan 4,6 miljard jaar geleden, zijn veranderd. Volgens de eerste zijn de omstandigheden op haar oppervlak ooit gematigd genoeg geweest voor de instandhouding van vloeibaar water, maar zorgde een op hol geslagen broeikaseffect – veroorzaakt door sterke vulkanische activiteit – ervoor dat de planeet steeds heter en droger werd. De tweede theorie stelt dat Venus al vanaf haar ontstaan heet was, en dat er nooit vloeibaar water op haar oppervlak kan zijn geweest.
Lees verder op: Astronomie